Categorie:Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
Index |
A - Ab - Ad - Ag - Al - Ap - As - Au - B - Be - Bi - Bo - Br - Bu - C - Ce - Ci - Co - Cr - Cu - D - De - Di - Do - Dr - Du - E - Ed - Ei - Em - Er - Ev - F - Fe - Fi - Fo - Fr - Fu |
Pagina’s in categorie "Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands"
Deze categorie bevat de volgende 200 pagina’s, van de 6.684 in totaal.
(vorige pagina) (volgende pagina)N
- na-echoën
- na-ijlen
- naaien
- naamtekenen
- nabauwen
- nabestellen
- nabloeden
- nabloeien
- nabouwen
- nabranden
- nacijferen
- naderen
- nadreunen
- nadrogen
- nagalmen
- nagelen
- naggen
- nagloeien
- nahollen
- najagen
- najouwen
- nakauwen
- naleven
- naleveren
- naogen
- napeinzen
- napperen
- narcotiseren
- nareizen
- narekenen
- narennen
- narollen
- nasaleren
- naschilderen
- nascholen
- nasmeulen
- naspelen
- naspeuren
- naspoelen
- nasporen
- nastaren
- nastreven
- nasturen
- nasynchroniseren
- natafelen
- natekenen
- natellen
- nationaliseren
- natregenen
- natrillen
- naturaliseren
- naturen
- navertellen
- navigeren
- navlooien
- navoelen
- navolgen
- navragen
- navullen
- nawuiven
- nazeggen
- nazinderen
- nazwaaien
- neerdalen
- neerdwarrelen
- neergooien
- neerhalen
- neerknallen
- neerknielen
- neerkrabbelen
- neerladen
- neerleggen
- neermaaien
- neerpennen
- neersabelen
- neersijpelen
- neerstromen
- neertellen
- neervlijen
- negeren
- negotiëren
- neigen
- neknomineren
- nerven
- nestelen
- neuriën
- neutelen
- neutraliseren
- neuzelen
- neuzen
- nieuwsbloggen
- niezen
- nifteren
- nitreren
- nivelleren
- niëlleren
- noden
- nodigen
- noegen
- noemen
- nollen
- nomineren
- normaliseren
- normeren
- noteren
- notificeren
- notuleren
- nuanceren
- nudgen
- nummeren
- nuttigen
O
- obduceren
- obediëren
- objectiveren
- obsederen
- observeren
- obstrueren
- occuperen
- ochtendmalen
- octaveren
- octrooieren
- oculeren
- odoriseren
- oefenen
- oehoeën
- oetelen
- oeteren
- offeren
- officialiseren
- officiëren
- offreren
- ogen
- ohaën
- oliën
- omarmen
- omberen
- omboorden
- ombouwen
- omcirkelen
- omdolen
- omdraaien
- omduwen
- omdwalen
- omgooien
- omgorden
- omgrenzen
- omhalen
- omheinen
- omhelzen
- omhoogduwen
- omhoogfalen
- omhooggooien
- omhoogvoeren
- omhullen
- omitteren
- omkaden
- omkaderen
- omkantelen
- omkegelen
- omkeren
- omkieperen
- omkleden
- omklemmen
- omknellen
- omkringen
- omkrullen
- omkukelen
- omlaaghalen
- omladen
- omleggen
- omleiden
- omlijnen
- ommuren
- omnaaien
- omnevelen
- ompalen
- omploegen
- omplooien
- ompolen
- omprangen
- omranden
- omrasteren
- omreizen
- omrekenen
- omringen
- omroeren
- omrollen
- omruilen
- omschakelen
- omscholen
- omsingelen
- omsmeden
- omsnoeren
- omspannen
- omspelden
- omspelen
- omspellen
- omspoelen
- omstellen
- omstralen