Naar inhoud springen

Catalanisme

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Constitucions de Catalunya (Catalaanse grondwet) uit 1585.

Het catalanisme, de Catalaanse Beweging of het Catalaans nationalisme is een culturele, politieke en economische stroming en emancipatiebeweging in de Catalaanse landen. Het streeft naar erkenning en bescherming van de Catalaanse taal en cultuur en naar meer politieke rechten.[1]

18de eeuw: Verval

[bewerken | brontekst bewerken]
Via fora als adormits

De beweging vindt haar oorsprong in het begin van de 18de eeuw als Catalonië na de Vrede van de Pyreneeën in 1659 tussen Spanje en Frankrijk opgedeeld wordt en het Catalaans in Noord-Catalonië (Roussillon) verboden wordt. Een halve eeuw later, op het einde van de Spaanse Successieoorlog (1701-1714) na de val van het kasteel van Cardona het laatste bastion van verzet, vaardigt Filips V van Spanje het zogenaamde Decretos de Nueva Planta uit dat in 1716 de Catalaanse instellingen opheft in het zuidelijke deel en het Castiliaans als officiële taal oplegt. De verdringing van het Catalaans gebeurt van dan af min of meer actief. Het Huis Bourbon richt een sterk gecentraliseerde staat op en heeft ook tot aan de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1808-1814) tegen Napoleon een internationale uitstraling en prestige, waardoor het Catalaans op de achtergrond geraakte.

Toch voerde de bevolking al in de 18de eeuw enige acties tegen de culturele assimilatie: Via fora als adormits[2] (1734) of de Record de l’Aliança (1736), een brief van de burgers aan George I van Groot-Brittannië waarin ze hem vruchteloos aan het Traktaat van Genua uit 1705 herinneren. Ook de kerk eiste het recht op in de volkstaal te preken en het klooster van Montserrat blijft een belangrijk intellectueel centrum.

19de eeuw: Renaixença

[bewerken | brontekst bewerken]

In de 19de eeuw hebben drie factoren bijgedragen tot het ontstaan van de Renaixença (heropleving) in de Catalaanse landen: het romantisch nationalisme, de dekolonisering van Zuid-Amerika en de industriële revolutie.

Binnen de Romantiek, een beweging die heel Europa treft, groeit ook een sterke nationalistische stroming, zowel cultureel als politiek: o.m. in België met de Vlaamse beweging, de Friese, Finse en Noorse onafhankelijkheidsbewegingen. Overal in Europa duiken afscheidingsbewegingen op in de eens grote rijken "waarin de zon nooit onderging". Ook in Zuid-Amerika wordt het ene na het andere land onafhankelijk. Anderzijds wordt de taal een belangrijk bindmiddel in de opkomende nationale bewegingen zoals het risorgimento in Italië met Giuseppe Garibaldi en de Duitse eenwording met Otto von Bismarck.

La Renaixensa eerste Catalaanse dagblad

Spanje verliest een na één al zijn koloniën en daarmee internationaal prestige en de bronnen van zijn rijkdom. De dure Spaans-Amerikaanse Oorlog (1898) eindigt in een fiasco. Terwijl de rest van het land agrarisch en klerikaal achterblijft, begint in Catalonië en Baskenland de industriële revolutie. Er ontstaat daardoor geleidelijk een welgestelde middenklasse van zelfbewuste burgers die weinig sympathie voelen voor de nog zeer absolutistisch geleide staat, met weinig academische en culturele vrijheid.[3]

De beweging was oorspronkelijk vooral cultureel. Vanaf de jaren 1830 ontstaan de eerste Catalaanse en Valenciaanse uitgeverijen. Het carlisme opteerde ook voor een federale monarchie, tegen het centralisme van Ferdinand VII. In 1859 worden de eerste Jocs Florals georganiseerd, een soort landjuweel maar dan wel voor poëzie. Geleidelijk aan krijgt de beweging ook meer en meer een politieke kant.[4] Via het nieuwe dagblad Diari Català roept de advocaat en journalist Valentí Almirall i Llozer in 1880 het eerste Catalanistisch Congres samen, waaraan alle uiteenlopende strekkingen van de jonge beweging deelgenomen hebben. Het congres besloot een Centre català (1882) op te richten om de beweging te coördineren. In 1883 volgde dan het tweede congres waar er steeds meer stemmen opgingen om eigen politieke organen op te richten, buiten de Spaanse partijen. In 1885 werd een eerste Memorie van klachten aan de monarch Alfons XII van Spanje gestuurd. Dit document wordt gezien als de voorloper van het regionalisme en het inspireerde de ideologische beschouwingen van Enric Prat de la Riba. In 1886 publiceerde Almirall zijn Lo catalanisme, tot op heden een standaardwerk voor de Catalaanse beweging.[5] Een van de grondeisen is de wederoprichting van de Generalitat de Catalunya en het herstellen van de autonomie zoals in de periode tussen 1283 en 1714. De conservatieve vleugel van de beweging is weinig enthousiast en reageert een jaar later met de publicatie van El Regionalisme.[6]

Het lukt niet zo goed tot een eensgezinde beweging te komen en de spanningen tussen de conservatieven, de carlisten en de aanhangers van Almirall nemen toe. In 1887 richten de conservatieven hun eigen Lliga de Catalunya[7] op, met onder meer Narcís Verdaguer i Callís Prat de la Riba, Lluís Domènech i Montaner, Josep Puig i Cadafalch, Raimon Duran i Ventosa, Àngel Guimerà i Jorge en later ook Francesc Cambó i Batlle die in het begin van de 20ste eeuw het politieke catalanisme in zijn diverse tendensen richting zullen geven. In 1891 slaagt de Lliga erin een Unió Catalanista op te richten, die partijen, organisaties, kranten en diverse vooraanstaande persoonlijkheden verenigt. In 1892 formuleren ze in Manresa een gemeenschappelijk manifest Grondvesten voor een regionale Catalaanse grondwet, meer bekend als de Bases de Manresa.[8]

Het Catalaans overleeft in het volkstoneel en –poëzie, maar het Spaans werd een conditio sine qua non voor sociale vooruitgang. De administratie en de universiteiten waren alle eentalig Spaanse instituten. Het zou nog duren tot 1932 voor de spraakkundige Pompeu Fabra i Poch de eerste leerstoel Catalaans aan de Universiteit van Barcelona opgericht werd. Een groeiende groep intellectuelen en schrijvers zorgt ervoor dat de taal opbloeit en niet in een folkloristisch hoekje verkommert. De Spaanse staat beschikt over te weinig middelen om het onderwijs te versterken en de lokale clerus blijft veelal in het Catalaans onderwijzen.

20ste eeuw: vallen en opstaan

[bewerken | brontekst bewerken]

De mancomunitat

[bewerken | brontekst bewerken]
Blauwe estelada, embleem van de catalanistische beweging sedert 1918, ontwerp van Vicenç Albert Ballester i Camps

In 1914 ontstaat een eerste gemeenschappelijke bestuursorganisatie, de Mancomunitat de Catalunya, samengesteld uit de vier Catalaanse provinciebesturen (Barcelona, Tarragona, Lleida en Girona), onder de leiding van Enric Prat de la Riba (1914 - 1917) en daarna van Josep Puig i Cadafalch (1917 - 1925), allebei leden van de Lliga Regionalista. Ofschoon de Mancomunitat geen enkele wetgevende bevoegdheid had, heeft ze toch een belangrijke rol gespeeld in de coördinatie van grensoverschrijdende openbare netwerken (wegen, telefoon, spoorwegen) en de gezondheidszorg. Ook bij de oprichting van technische scholen heeft ze belangrijk werk verricht. In 1917 werd de Partit Republicà Català opgericht door Francesc Layret en Lluís Companys als voortrekkers, met een centrumlinks federalistisch en republikeins programma. De linkerzijde bleef echter zeer verdeeld: de radicale antiklerikale Alejandro Lerroux García, het anarchosyndicalisme en ten slotte de Unió Socialista, als regionale afdeling van de PSOE.

Francesc Macià i Llussà wordt voor Solidaritat Catalana in het parlement verkozen. In 1919 heeft hij de Federació Democràtica Nacionalista opgericht, die streeft naar een Iberische confederatie en een aantal vooruitstrevende politieke en sociale hervormingen. In 1922 richt hij een nieuwe partij op. Estat Català (Catalaanse Staat), geïnspireerd door de Ierse onafhankelijkheidsbeweging tegen de Britse overheersing, spreekt voor de eerste keer ondubbelzinnig van onafhankelijkheid, desnoods door gewapende strijd.

Dictatuur van Miguel Primo de Rivera (1923-1930)

[bewerken | brontekst bewerken]

Behalve in het geïndustrialiseerde Baskenland en in Catalonië was Spanje aan het verpauperen. Samen met het militaire conflict met Marokko zorgde dit voor onrust. In september 1923 vestigde Miguel Primo de Rivera een militaire dictatuur en een corporatistische eenpartijstaat.

Ofschoon Primo de Rivera eerst probeerde de rijke Catalaanse bourgeoisie te ontzien, nam hij steeds meer anti-Catalaanse maatregelen, gesteund door militaire gouverneurs en Spaansgezinde kringen. De Mancomunitat en de onderwijsinstellingen die ze opgebouwd had werden ontmanteld. In het openbare leven werd Spaans de enige toegelaten taal: ambtenaren, wegwijzers en naamborden, onderwijs, .... Een groot aantal symbolen en liederen, zoals Els Segadors werden verboden. De sterk gecensureerde pers en het theater waren de enige uitzonderingen waar het Catalaans nog gedoogd werd.[9] Deze agressieve politiek heeft een averechtse werking en een zekere radicalisering teweeggebracht. De middenklasse sponsorde nieuwe culturele instellingen en zorgde ervoor dat bijvoorbeeld het Institut d'Estudis Catalans kon voortbestaan, ondanks de afschaffing van alle openbare subsidies. De ontevreden bourgeoisie, het verarmende proletariaat en de wereldvreemdheid van Alfons XIII die zijn minister Primo de Rivera graag voorstelde als "mijn Mussolini" creëerden een prerevolutionair klimaat. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 1931 nam het oproer toe en moest Alfons XIII aftreden en werd de Tweede Spaanse Republiek uitgeroepen.

De Tweede Spaanse Republiek (1931-1939)

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1931 was de partij Esquerra Republicana de Catalunya erin geslaagd alle fracties van de linkerzijde van de Catalaanse beweging te verenigen en zorgde voor een duidelijke overwinning in de gemeenteraadsverkiezingen. Na harde onderhandelingen met de centrale regering in Madrid wordt de Generalitat de Catalunya opnieuw opgericht en krijgt een zekere autonomie. Op 6 december 1932 worden de eerste verkiezingen opgericht en wordt Lluís Companys voorzitter van het nieuwe Catalaanse Parlement. Na de plotse dood van president Macià op 25 december 1933 wordt Companys op 1 januari 1934 door het parlement als opvolger gekozen.

Naast de gematigde beweging bleven andere groepen en partijen naar onafhankelijkheid streven: de Partit Català Proletari,[10] die in 1936 in de Partit Socialista Unificat de Catalunya opging, de vereniging Palestra, de Partit Nacionalista Català,[11] en de Agrupació Nacionalista Nosaltres Sols,[12] de enige die zich met het paramilitaire model van de Ierse Sinn Féin identificeerde en de gewapende strijd openlijk beleed.

Het Franquisme (1939-1975)

[bewerken | brontekst bewerken]
Stele op de plaats waar Lluís Companys geëxecuteerd werd

Ondertussen was het Spaanse nationale leger in 1936 in opstand gekomen tegen de democratische instellingen en begon de Spaanse Burgeroorlog. Na de overwinning van de nationalistische troepen onder leiding van Franco in 1939 en de oprichting van de militaire dictatuur werden de democratische rechten opgeschort. Franco streefde naar een eenheidsstaat met één staatsgodsdienst (het katholicisme), één taal (het Spaans) en één leider. Alle regionale instellingen werden afgeschaft en alle andere talen werden uit het openbare leven en het onderwijs gebannen. Radicaler dan zijn voorganger Primo de Rivera werden ook alle boeken en documenten in andere talen, die jonger waren dan 1850 uit de bibliotheken verwijderd en vernietigd. De burgers werden gewaarschuwd: “aangezien alle correspondentie door de militaire censuur gecontroleerd moet worden, ze onder open omslag en in het Castiliaans Spaans moet zijn” en ook dat “alle opschriften, reclame en affiches die publiek zichtbaar zijn, in de nationale taal opgesteld moeten worden, zo vormen ze een ware vereenzelviging met de Glorieuze Nationale Zaak”[13]

De eerste twintig jaren van de dictatuur waren vanuit het standpunt van het Catalanisme de zwartste uit de recente geschiedenis. De harde repressie, zware gevangenisstraffen, het nationaalkatholicisme, de censuur, beroepsverbod maakten het leven niet gemakkelijk voor andersdenkenden die achtergebleven waren. De executie op 15 oktober 1940 van de democratisch verkozen president Lluís Companys die naar Frankrijk was gevlucht maar door de Gestapo aan Franco werd uitgeleverd, heeft tot heden de verhoudingen tussen veel Catalanen en de Spaanse Staat verzuurd. Voor heel Spanje wordt het aantal executies door de franquistische milities op tussen 90.000 en 180.000 geschat.[14] Het onderzoek en de inventaris van de massagraven is pas in het begin van deze eeuw begonnen.[15] In de katholieke ziekenhuizen werden de kinderen van republikeinse of Catalaansgezinde moeders bij de geboorte door nonnen geroofd en ter adoptie geschonken - later verkocht - aan conservatieve, Spaansgezinde en gelovige families.[16]

Naast 450.000 burgers waren veel politici en leden van de republikeinse regering naar Frankrijk gevlucht. In Parijs organiseerden ze een regering in ballingschap, de Consell Nacional de Catalunya. Toen de nazi's Frankrijk bezetten, vluchtte de regering naar Londen. Veel van de politieke vluchtelingen in Franse kampen werden naar Duitse concentratiekampen gedeporteerd.[17] Na de executie van president Companys werd hij door Josep Irla i Bosch opgevolgd. Wegens zijn hoge leeftijd nam hij in 1954 ontslag en werd door Josep Tarradellas i Joan door de raad verkozen op een zitting die doorging op de ambassade van de Spaanse republiek in Mexico-Stad, zijn tegenkandidaat was Manuel Serra i Moet.

Vanaf het begin van de jaren 1960 wordt de dictatuur iets minder hard en durft de bevolking iets meer, ook in het openbaar. In 1961 wordt bijvoorbeeld het katholieke stripblad voor de jeugd Cavall Fort toegestaan, als hulpmiddel bij de catechese. Ook het Klooster van Montserrat blijft een haard van cultureel verzet, waar de zeer devote Franco niet aan durfde raken. De dichtwerken van Salvador Espriu i Castelló stimuleren de jonge Catalaanse intellectuelen. Catalaans spreken wordt een symbool in het verzet tegen de strenge theocratische dictatuur. Al in 1958 ontstond de eerste clandestiene vakbond: Solidaritat d'Obrers Cristians de Catalunya die in 1961 de C van Cristians liet vallen. Het opkomende massatoerisme bracht het land de broodnodige deviezen, maar ook ideeën over vrijheid en democratie en het regime moest zich, omwille van den brode, iets menselijker tonen.

Toch bleef de repressie hard. Nog in 1974 werd de Catalaanse anarchist Puig Antich geëxecuteerd en verdere executies volgden in het jaar van Franco's overlijden.[18]

Democratie (1975-...)

[bewerken | brontekst bewerken]
De betoging van 10 juli 2010 op de Passeig de Gràcia in Barcelona
Een muurschildering met eisen in Vilassar de Mar

Na de dood van Franco op 20 november 1975 begon er een nieuwe verwarde periode in Spanje. In afwachting van een nieuwe grondwet, herstelde Adolfo Suárez González voorlopig de Generalitat de Catalunya. Josep Tarradelles werd de eerste voorlopige president. Naar aanloop van de eerste democratische verkiezingen komt het tot een zekere convergentie tussen de zeer verbrokkelde partijen: de diverse fracties van de socialisten verenigen zich in de Partit Socialista Català (PSC), de centrumrechtse Convergència Democràtica de Catalunya (CDC) en Unió Democràtica de Catalunya (UDC) verenigen zich in Convergència i Unió, de laatste gelegaliseerde partij, Esquerra Republicana blijft zelfstandig. Enkele uiterst linkse catalanistische fracties geraken niet in het parlement (BEAN, Estat Català, IPC, Nacionalistes d'Esquerra, PSAN). Wanneer in 1987 de groene partij Iniciativa per Catalunya Verds opgericht wordt, zijn er catalanistische partijen over heel het politieke spectrum. Alleen ter rechterzijde blijft nog plaats voor de conservatieve Spaansgezinde Partit Popular Català.

De situatie wordt bevestigd met de nieuwe Spaanse grondwet uit 1978, die een federale staat met een zekere autonomie voor de gewesten en een grondwettelijke bescherming van alle Iberische talen voorziet. Daarna begint een lang en moeizaam proces van normalisatie en onderhandelingen tussen de centrale en de regionale regeringen voor meer autonomie. De drang naar expressie leidt tot een bloei van de literatuur en de muziek. Vooral de Rock català met tientallen muziekgroepen tot in het kleinste dorp maken de cultuur weer populair, ondanks de druk van de even succesvolle culturele opbloei Movida madrileña die zorgen voor een hevige concurrentie tussen de Catalaanse en de Castiliaanse cultuur.

Bij veel Catalanen blijft de angst dat hun relatief kleine cultuurgebied door de numeriek sterkere buren en de mondialisering overweldigd zal worden. Niet meer door militair geweld en harde repressie, maar door de macht van het getal en het streven naar kostenbesparing van de multinationale ondernemingen die elke vertaling meer als een nutteloze uitgave beschouwen. Dit sluimerende conflict kwam op groteske manier tot uiting toen in september 2004 de veertienjarige Èric Bertran door een 20 man sterke elite-eenheid van de antiterreurpolitie gearresteerd werd omdat hij met zijn Leger van de Feniks, geïnspireerd door Harry Potter bij een supermarktketen per e-mail aangedrongen had de waren in het Catalaans te etiketteren en in geval van weigering zou toeslaan met het Leger van de Feniks. Zijn ouders werden bedreigd met ontzetting uit de ouderlijke macht. Het kwam tot een proces voor de Audiencia Nacional, het hoogste gerechtshof in Madrid.[19][20]

Sinds het begin van de 21e eeuw kent de beweging een zekere radicalisering, ten gevolge van de grote weerstand van de centrale regering uit Madrid tegen meer autonomie voor de gewesten. Sedert het Constitutioneel hof het nieuwe Estatut van 2006 danig terugschroefde, gaan steeds meer stemmen op voor onafhankelijkheid. De pas in september 2011 opgerichte vereniging van openbare besturen voor onafhankelijkheid Associació de Municipis per la Independència (AMI), had amper een jaar later al meer dan de helft van de 947 Catalaanse gemeentebesturen achter zich geschaard. Ook de voormalige president van de Generalitat, Jordi Pujol i Soley die jarenlang een voorzichtige politiek van onderhandelde hervormingen met Madrid gevoerd had, heeft zich begin september 2012 tot veler verbazing nu voor de onafhankelijkheid uitgesproken.[21] Op 11 september 2012 kwamen ongeveer anderhalf miljoen mensen op straat in Barcelona. In 2013 organiseerde de beweging de Via Catalana, een mensenketen van 480 km van de Franse grens tot aan het Land van Valencia waarbij meer dan 1,6 miljoen elkaar de hand reikten.[22]

Bekende catalanisten

[bewerken | brontekst bewerken]

Catalanistische organisaties

[bewerken | brontekst bewerken]

Met uitzondering van de expliciet Spaansgezinde Partit Popular de Catalunya, de kleinere Ciutadans en de over dit thema intern verdeelde Partit dels Socialistes[23] kunnen alle grote politieke formaties in de deelstaat tot de Catalaanse beweging gerekend worden. Hieronder volgt een overzicht van enkele niet-partijgebonden organisaties.