Naar inhoud springen

eensgezindheid

Uit WikiWoordenboek
  • eens·ge·zind·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord eensgezindheid -
verkleinwoord - -

de eensgezindheidv

  1. zonder onenigheid dezelfde denkbeelden en plannen koesteren
    • Met grote eensgezindheid werd het probleem aangepakt. 
    • Volgens Biden had president Poetin zich verkeken op de eensgezindheid in de Westerse wereld na de "vooraf bedachte en niet uitgelokte" invasie van Oekraïne. [1] 
     Als het om de plunderingen van de bolsjewieken aan de overkant van de Oostzee ging was de eensgezindheid uiteraard groot. Ieder fatsoenlijk mens had achter Finland gestaan zolang de oorlog duurde.[2]
  1. nos.nl (2 mrt 2022)
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044628142