Naar inhoud springen

oma

Uit WikiWoordenboek
  • oma
enkelvoud meervoud
naamwoord oma oma's
verkleinwoord omaatje omaatjes

de omav

  1. (familie) moeder van een ouder
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]


  • oma

oma

  1. (spreektaal), (familie) oma, grootmoeder