Naar inhoud springen

omhangen

Uit WikiWoordenboek
  • om·han·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omhangen
hing om
omgehangen
klasse 7 volledig 1
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omhangen
omhing
omhangen
klasse 7 volledig 2

omhangen [1] [2]

  1. overgankelijk om het lichaam of een lichaamsdeel hangen
  2. overgankelijk omgeven met iets dat hangt
  • vervoeging van omhangen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
vervoeging van: omhangen…
geen verbogen vorm

omhangen

  1. voltooid deelwoord van omhangen
96 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[3]