Naar inhoud springen

smeris

Uit WikiWoordenboek
  • sme·ris
  • In de betekenis van ‘Bargoens: agent van politie’ voor het eerst aangetroffen in 1844 [1]
  • Herkomst: Bargoens [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord smeris smerissen
verkleinwoord smerisje smerisjes

de smerisv / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) (beroep) politieagent
    • Hou je stil, dadelijk krijgen we de smerissen op ons dak! 
  • Wat honinɡ voor een beer is, is koffie voor een smeris
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]