Naar inhoud springen

adverbium

Uit WikiWoordenboek
  • ad·ver·bi·um
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bijwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1633 [1]
  • uit het Latijn [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord adverbium adverbia
verkleinwoord - -

het adverbiumo

  1. (grammatica) een woord dat een bijvoeglijk naamwoord, een werkwoord, een telwoord of een ander bijwoord nader bepaalt
50 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[3]


adverbium o

  1. (grammatica) bijwoord, adverbium


  • ad·ver·bi·um
Naar frequentie > 50000

adverbium o

  1. (grammatica) bijwoord, adverbium
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   adverbium     adverbiet     adverbier     adverbia
adverbiene  
genitief   adverbiums     adverbiets     adverbiers     adverbias
adverbienes  


  • IPA: /advɛrbɪjʊm/
  • ad·ver·bium
  • Leenwoord uit het Latijn.

adverbium o

  1. (grammatica) bijwoord, adverbium